Brief aan het nageslacht
Nexus 43 (
2005)
Copy
BIBTEX
Abstract
‘Zijn niet alle lyrische gedichten een afscheid, een lamento? Elk gedicht is een raadsel, een visioen. Het verschijnt als een orakel, in een rituele mysterietaal. De ritmische, metrische vorm is het medium tussen de ziener en het geziene. Als we in onszelf kijken -- dát doet lyriek -- is wat we zien zó verschrikkelijk, dat we, om het te kunnen verdragen en beheersen een priester-vorm nodig hebben, een ongenadige vaste middelaar die het visioen intact laat en de getuige beschermt. Poëzie is sacraal, heilig, en, zoals Rilke wist: ‘‘schrecklich’’ -- angstwekkend. Er is, zoals Da Costa zei, heldenmoed voor nodig.’